Wat een opluchting: stilte..

 

Onlangs was ik aanwezig op een cursus over palliatieve zorg. De middag ging over verschillende godsdiensten, waar rituelen bij horen die anders zijn dan wij gewoon zijn. Jezelf van tevoren goed voorbereiden en je verdiepen in de religie kan belangrijk zijn om goede aansluiting te hebben, kregen we als tip.

Een week later ging ik voor een 24 uurs zorg naar een mevrouw die lid is van de Pinkstergemeente. Ze was met een terminaal verklaring uit het ziekenhuis gekomen. Dit betekent dat ze een levensverwachting korter dan drie maanden had. Dat is ook de reden dat er PTZ ingezet kan worden (palliatieve terminale thuiszorg).

Voordat ik naar een situatie afreis, bereid ik me mentaal voor door de catastrofale en anastrofale fantasie hardop te zeggen. Zo ben ik tenminste op het ergste voorbereid en ook op het leukste, fijnste wat er kan gebeuren. Het is een manier om in het midden van mijn verwachtingen terecht te komen. Hoe goed ik dat dit keer ook gedaan had, helaas, mijn voorbereiding vroeg om een creatieve aanpassing.

Mevrouw lag midden in de woonkamer in een hoog laag bed. Zij kwam het bed niet meer uit. Haar gezondheidstoestand was slecht, wat ik zo observeerde.
Ze zag er opgeblazen uit, kon zich amper bewegen, had doorligwonden aan haar beide hielen en haar huid zag schilferig en rood.

Zij vertelde echter dat ze de laatste week enorm was opgeknapt door het gebed.  Door de gebedsdiensten thuis en alle mensen van de gemeente die binnen kwamen wandelen. Zij zou weer genezen, was haar motto.

Ik had zin in deze dienst, want ik hou wel van een ontmoeting op geloofsgebied. Ik vind het een uitdaging om elkaar te vinden, ook al heb je een andere visie. Doch dit werd een bijzondere dienst die over de grenzen van mijn catastrofale fantasieën heen ging.

Mevrouw had een enorme beeldbuis in de woonkamer, welke dag en nacht  aanstond. Ook nog enorme speakers van minstens een meter hoog. Het huis was heel gehorig en de ruimte naar onze privékamer had een open verbinding via de trap.

Op een gegeven moment dacht ik dat er een predikant in de woonkamer aanwezig was. Het geluid dreunde naar boven door en het ging maar door en door en door.

Het lukte me niet om te lezen, te breien, schrijven, puzzelen of wat ik soms ook allemaal niet bij me heb waar ik misschien zin in zou hebben. Ik kon me niet concentreren; ik kwam tot helemaal niks, het gedreun gaf me vooral onrust.
Na anderhalf uur werd ik helemaal gek van het alsmaar dreunende geluid van de monotone stem van de predikant, ondanks mijn oordoppen die ik bij de plaatselijke supermarkt nog op de valreep had gekocht. Ik kon echter niet verstaan wat er beneden gezegd werd. Ik sloop de trap af en zag dat mevrouw sliep. Dat vermoeden had ik al. Mevrouw had zelf de regie over haar zorg en dus ook over de afstandsbediening, maar ik ging toch op zoek naar het juiste knopje. Maar welke van de drie afstandsbedieningen moest ik hebben om dat ding (zo noemde ik de tv inmiddels) zachter te zetten.

Stilte.. wat een opluchting. Tegelijkertijd vond ik het wel spannend om dit te doen.
Ondertussen vroeg ik me af hoe ik hier nog 16 uur kon doorbrengen met dit constante geluid.

Later op de avond ging ik bij mevrouw zitten. Zij vertelde me dat zij veel steun had aan de muziek en de preken, ook als zij sliep. Ze vond het niet prettig dat ik hem uit had gezet. Oeps, dit werd een lastig gesprek. Hoe pak ik dit tactisch aan? Ik probeerde mevrouw uit te leggen hoe gehorig het huis is en dat ik er veel last van had. Boven had ik inmiddels de nodige maatregelen getroffen: provisorisch had ik een doos voor het gat in de deur geplakt; de buurman gevraagd om de deurklink te repareren; oordoppen in gedaan.

Het was mevrouw haar leven en zij genoot hiervan, was haar antwoord. Toch moesten we het samen zien te rooien tot de volgende dag 12 uur. Ik moest maar niet meer komen, gaf zij aan. ‘Nee’, zei ik, ‘dat ben ik helemaal met u eens. Als ik dit had geweten had ik me inderdaad niet ingeschreven voor deze dienst’.

Ik gooide nog eens een balletje op: ‘Hoe kunnen we dit samen doen tot morgenochtend? Heeft u een voorstel?’ Het gaf mij lucht om dit gesprek met mevrouw aan te gaan. Ik had al uitgebreid met mijn zus geappt, maar ik wist niet hoe ik hier anders doorheen kon komen dan contact met mevrouw te maken.

We raakten in gesprek en ik vroeg haar hoe zij tegen haar situatie en tegen de dood aankeek. Zij ging niet dood; zij zou genezen door de gebeden. Het bewijs was al gaande. Mevrouw was een en al geloof. Het was niet de bedoeling dat zij ging sterven. Wij hadden daar als mens niets over te zeggen, was haar overtuiging.

Ik stelde wederom, weliswaar voorzichtig, een retorische vraag: ‘Hoe zit het dan als mensen wel overlijden, ondanks de gebedsdiensten?’ In dat geval was het de tijd van die persoon, de tijd om te gaan naar het hiernamaals, antwoordde mevrouw. Ik kwam nog met een lichte tegenwerping, maar het merendeel van de tijd luisterde ik. Hier vonden mijn woorden geen grond en van uitwisseling was al helemaal geen sprake, hoe betreurenswaardig ook. Mevrouw kon me feilloos vertellen dat ik in ieder geval de bijbel niet begrepen had.

Later bleek dat andere collega’s ook klachten hadden over het omdraaien van het dag- en nachtritme en over de muziek van mevrouw. Mevrouw kon zich niet aanpassen.

Vier uur na middernacht was het eindelijk stil. Mevrouw sliep uit.
Holadiejee… hoe weldadig kon stilte zijn. Het voelde als een feestje. Eindelijk kon ik weer ademhalen,  lezen en naar mijn eigen gedachten luisteren.
Tot ver in de ochtend genoot ik van de stilte.

Comments are closed