Een rozenkrans

stokrozen rose

Vanmorgen was ik op bezoek bij een bijna 90 jarige cliënt in de thuiszorg. Een hoogbejaarde man die al dood had moeten zijn, zoals hij zelf zegt. Hij was zo zwak dat ze zijn gebroken heup niet meer durfden opereren. Hij brengt de dag sindsdien grotendeels in bed door; een keer of zeven per dag krijgt hij hulp van de thuiszorg. Hij heeft een lieve zorgzame vrouw en kinderen die hem omringen. Sinds een maand of twee kom ik geregeld bij hem en zijn vrouw over de vloer om hen zorg te verlenen.

Het beeld van deze man in bed blijft me de hele dag bij. Ik hou er een warm gevoel aan over. In het harde werken in de zorg, is dit een zorgsituatie waar ik me gewaardeerd weet, waar ik me gezien voel.

Ik zie ook deze cliënt, hoe hij is, wat hij betekent voor zijn vrouw en kinderen, ook al ligt hij in bed. Hij heeft zich overgegeven aan de situatie; iedere keer weer andere hulpverleners aan zijn bed, aan zijn lijf, in zijn slaap- en badkamer. Afhankelijk van de zorg van anderen is hij aanwezig.

Deze mens in bed moet altijd rekening houden met binnenkomend bezoek, altijd onverwacht; hoe moet dat zijn als er altijd iemand kan binnenlopen en er al zijn voordat je er erg in hebt? Als ik er zo over nadenk, snap ik wel dat meneer altijd graag door de nachtdienst wakker wil worden gemaakt om te laten weten dat ze er zijn. Soms laten ze hem slapen, maar dat ervaart hij als akelig. Er staat dan in het rapport: 4.28 uur, dhr. slaapt

Met veel plezier stap ik elke keer via de badkamer bij hem binnen. Als ik ‘goedemorgen’ roep, gaan zijn ogen meestal glimmen. Toen ik deze morgen vroeg binnenkwam, lag hij op zijn linkerzijde en luisterde naar de klassieke radiozender. Stilletjes ben ik op een stoel gaan zitten en de rapportage gaan lezen. Ik realiseerde me dat ik zomaar binnenkwam in zijn ruimte, in zijn persoonlijke ruimte. Ik voelde me ineens een indringer. Normaliter realiseer ik me dat niet zo; ik pak de sleutel uit de kluis, draai de deur open, roep ‘hallo’ en loop in dezelfde adem en stap door naar binnen.

Vroeger was hij theoloog, is dominee geweest en heeft als docent Geschiedenis en Duits les gegeven. Nu studeert hij Farsi (Perzisch); hij heeft een stapeltje boeken naast zijn bed liggen.

Wat het contact bijzonder maakt, is dat ik oprechte belangstelling voel vanuit deze cliënt. Hij onthoudt en komt terug op dingen die ik verteld heb; hij vraagt wekelijks of ik nog bij de Dominicanen geweest ben en in het koor gezongen heb.

In het begin moest ik daar erg aan wennen. De laatste jaren heb ik veelal met mensen met dementie gewerkt. Het onthouden van gezichten en stemmen lukt meestal nog wel en bij het zingen van een bekend liedje is er ook vaak herkenning, maar persoonlijke dingen onthouden is lastig voor een mens met dementie.

Terwijl ik nog aan het lezen ben, komt zijn vrouw binnen. Zij zijn al meer dan 60 jaar samen. Soms gaat ze naast hem zitten en leest hem dan voor. Ik zei hen een keer dat ik zie dat ze gelukkig zijn samen, waarop ze mij vertelde dat ze elke dag tegen hem zegt dat ze veel van hem houdt.

Mevrouw heeft over haar gewone kleding altijd een schort met korte mouwen aan, een kunststof schort, net als mijn moeder en oma vroeger aan hadden. Ik vond laatst bij het opruimen op zolder een rood schort met een blauw randje en van die zakken. Het doet me denken aan vroeger tijden, aan altijd aan het werk zijn.

Normaal gesproken ontmoet ik  mevrouw niet tijdens het verzorgen van haar man. Mevrouw is ook op leeftijd. Voor haar is het belastend om meerdere keren per dag een gesprek met hulpverleners aan te gaan. Hiervoor is een goede oplossing gevonden. We gaan via een zijkamer naar binnen en lopen zo naar meneer zonder in de rest van het huis te hoeven zijn.

Als ik even later naast het bed van meneer ga zitten, pakt zij een lucifertje en steekt een kaarsje aan in een lantaarn. Meneer vertelt mij dat hij ook voor de zusters een kaarsje brandt. Het ontroert me diep zoals deze man, ondanks zijn afnemende gezondheid, volledig aan bed gekluisterd, niet zielig is, geen medelijden vraagt, maar zelfs ruimte heeft om te denken aan het persoonlijke wel en wee van ons als zusters.

rozenkrans_van_e_4e84ae6ccaccd_1Dan vraagt hij me om een doosje te pakken dat op de kast ligt; in het doosje zit een rozenkrans. Deze heeft hij gekregen van een vriend en hij wil graag dat het gewijd wordt. Of ik dat niet bij de Orde van de Dominicanen kan laten doen. Ik heb geen idee hoe dat werkt, maar ik vind het wel leuk om daarmee op stap te gaan. Als ik bij meneer wegga, heb ik het doosje bij me.

De zondag daarop stap ik vlak voor de kerkdienst de sacristie binnen en loop naar de dienstdoende pastor met het mooie doosje met de rozenkrans. De pastor pakt hem in zijn handen en spreekt er een kort gebed over uit. Hij vertelt me dat vroeger zelfs de broden gewijd werden. Er is niet veel tijd nu, maar ik heb een mooi gezegend kransje in mijn zak en spoed mij naar de kerk. Na afloop komt de pastor naar me toe om te vragen van wie deze rozenkrans is. Ik vertel het bijzondere verhaal van deze man.

De volgende keer dat ik weer bij meneer kom om hem te verzorgen, geef ik hem de rozenkrans. Hij is dankbaar en verrast. Sinds die keer zegt hij na elk bezoek tegen me: ‘Ik geef je een engel mee voor onderweg.’ En elke keer voel ik me een rijk mens als ik de deur uitloop.

Als ik deze zorgsituatie in beelden uit zou drukken, dan zie ik een beeld van een schaaltje havermoutpap op het gasfornuis in de ochtend, wat tabletten, meneer in bed, zijn glinsterende ogen, de dankbaarheid, de rozenkrans, een kaarsje en de accu van de tillift waarmee we meneer sinds een tijdje uit bed halen.

Dan zit hij een paar uur in een rolstoel in de woonkamer. Daar even ontmoet ik mevrouw dan ook. Samen kijken we naar haar medicatie. Controle, meer niet, rapporteren en dan weer verder gaan.

Mevrouw speelt prachtig piano. De dagelijkse zorg, onder andere het wassen en aankleden van meneer, beslaat wel een uur. Het is dan heerlijk als mevrouw op de achtergrond piano speelt. Het zijn de krenten in de pap.

November 2016

Comments are closed